Lage inflatie en groeivertraging in de eurozone doen beurzen bibberen. Op het lijstje van bedreigingen die de wereldeconomie een nieuwe dip kunnen bezorgen, staat ook de vastgoedzeepbel in China hoog genoteerd. Maar hoe gevaarlijk is die?

Op de aandelenmarkten hebben beleggers de afgelopen weken een flinke stap terug gedaan. Plots is het besef opgedoken dat het op een aantal punten niet echt lekker gaat met de mondiale economie. Vooral Europa baart zorgen, nu ook de groei in Duitsland vertraagt. En wereldwijd geldt dat er een overvloed is aan goedkoop geld en een gebrek aan echt interessante investeringen.

Zie ook het artikel: Nieuwe zeepbel op de beurs? Markten piekten op dag beursgang Alibaba

Chinese vastgoedzeepbel

Bij het lijstje van mondiale economische bedreigingen hoort ook de opgeblazen vastgoedmarkt in China. Die wordt al jaren gevoed door (veel te ) soepele financiering van staatsbanken van regionale bouwprojecten. Daarmee wordt de economische groei in China ondersteund, maar het risico van onrendabele investeringen en daarmee een opeenstapeling van rotte kredieten is fors toegenomen.

Maar hoe gevaarlijk is die vastgoedzeepbel nu eigenlijk? Weekblad The Economist wijst er in de jongste editie op dat de Chinese schuldenberg zo op het oog gevaarlijk hoog is. Zo is de totale schuld van China – dat wil zeggen schuld van overheden, bedrijven en huishoudens – tussen 2008 en 2013 opgelopen van 100 procent van het nationaal inkomen naar 250 procent van het nationaal inkomen.

Dit terwijl China steeds meer moeite heeft om met zijn klassieke groeiconcept - gebaseerd op goedkope export en stevige binnenlandse investeringen - voldoende groei te scheppen om de sociale rust te bewaren.

Chinese overheid heeft touwtjes in handen

Tegelijk is China geen normale, kapitalistische economie. De staat heeft een veel grotere rol bij het aansturen van het bankwezen en de nog altijd grote sector van staatsbedrijven. Dit geeft China de mogelijkheid om een kredietcrisis zoals die Europa en de VS in 2008 trof, te vermijden.

Zo kan de overheid aan de ene kant staatsbanken en vastgoedfinanciers vrij makkelijk dwingen om af te schrijven op rotte leningen, terwijl deze bedrijven door dezelfde overheid van nieuw bufferkapitaal worden voorzien. En op het moment dat een grote economische inzinking dreigt, kan de overheid banken weer verzoeken om de leencondities te versoepelen.

De Chinese overheid heeft dus veel middelen om vastgoedzeepbellen gecontroleerd te laten leeglopen, zonder dat dit tot een extreme economische schok leidt.

Gevaar van niets doen

Maar, zo stelt The Economist, de middelen die de Chinese staat heeft moeten wel op het juiste moment worden ingezet.

Officieel wordt momenteel ongeveer 1 procent van de uitstaande kredieten van Chinese banken als dubieus gekwalificeerd. Dit zijn dus leningen waarvan erkend wordt dat ze deels of helemaal niet worden terugebetaald. Kijk je echter naar de manier waarop beleggers aandelen van Chinese staatsbanken waarderen, dan lijkt eerder 10 procent van de bancaire leningen van 'rot' te zijn, aldus The Economist.

Ingrepen van de staat om dit probleem aan te pakken zijn vooralsnog zeer beperkt geweest. En daar ligt wel een gevaar. Als de Chinese overheid te lang talmt met ingrijpen, kunnen veel Chinese banken wel degelijk in het slop raken en de economie verlammen.

Lees ook:

China en Rusland brullen tegen Westen, maar economie vertelt ander verhaal

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl